Aat Klop was 28 jaar oud toen hij gestationeerd werd in Bosnië, in de periode voor de val van Srebrenica. In het land is een bloedige burgeroorlog uitgebroken tussen Service orthodoxe christenen, katholieke Kroaten en Bosnische moslims. Als blauwhelm moet Klop de stad Sarajevo ondersteunen, zonder geweld te gebruiken, terwijl hij om zich heen mensen doodgeschoten ziet worden. “Je komt uit Nederland. Het land van melk en honing en alles was fantastisch in de begin jaren 90. Het beloofde land. Dan kom je daar ineens en zie je: Ik zit hier de afstand van Zuid-Frankrijk van Nederland af en ik zit in een oorlogsgebied. Waar mensen elkaar afmaken. Waar gezinnen elkaar afmaken omdat de vader Servisch is en de moeder Kroaat.”
“Je hebt dingen gezien die je anders in films ziet, maar dan in het echt” - Aat Klop, veteraan
“Iets waar ik het moeilijk mee heb gehad was een rit naar het andere kamp door een dorpje. Je kunt daar aan de bouwstijl van huizen zien wat een moslimhuis is. En je ziet in dat dorpje van vijf of zes huizen, waar overwegend Kroaten wonen, twee huizen van de moslims die afgebrand zijn. Er loopt iemand daar met een kruiwagen en een toiletpot en dan stop je en vraag je: ‘wat bent u aan het doen?’ Hij zegt: ‘Ik ben hem aan het helpen verhuizen’. Maar wat denk je nou zelf. Er liggen dode varkens in de voortuin, want dan kunnen moslims niet meer terugkeren. Je ziet verkoolde lijken achter het huis liggen. Hij is niet aan het verhuizen, hij is aan het plunderen. Dan denk je van: hoe ziek kan een mens zijn”. Klop zegt zelfs nog heftigere dingen gezien te hebben, maar hij kan daar niet over vertellen omdat hij zijn werkzaamheden niet bloot mag geven.
“Van de veertien dienstplichtigen die we mee hadden hebben er drie zelfmoord gepleegd. Die konden het niet verkroppen” - Aat Klop, veteraan
Tijdens de missie heeft Klop geen tijd om stil te staan bij de gruwelijkheden. Hij heeft daarnaast ook nog verantwoordelijkheden voor andere officieren. Pas bij thuiskomst in Nederland komt alles binnen. “Ik denk van: Het is niet normaal dat als je een straaljager hoort of een uitlaat hoort knallen, dat je naast je bed gaat liggen. Toen dacht ik: dit is niet goed, dit moet ik een plek gaan geven. Toen was er nog geen hulp bij Defensie en ben ik zelf gaan zoeken. Ik heb toen gekozen voor een cursus stervensbegeleiding, voor verplegend personeel en anderen die traumatische dingen hebben ervaren.”
Twee weken lang is Klop intensief bezig: “Het een voor die tijd soort van EMDR. Daardoor heb ik het een plek kunnen geven. Daar deden ze het met een tuinslang en een telefoonboek. Elke keer als ik iets zei moest ik met die slang op het telefoonboek slaan. Dan vragen ze je wat je ergens echt bij voelt. De onmacht en boosheid komen dan vanzelf naar boven. Ik kan je vertellen: ik had pleister nodig daarna, van het slaan. Er bleef niks over van dat telefoonboek.”
Gesprekken met andere veteranen:
Ton Klaessen: Het lot van kinderen in oorlogsgebieden is veteraan Ton het meest bijgevleven
Jan van Ek: Jan van Ek wil in zijn veteranenpak begraven worden
Sandra Groeneweg: Veteraan Sandra ging anders over het leven nadenken na missie in kapotgeschoten Bosnië
Jos Wessels: Onafhankelijk Indonesië had grote gevolgen voor Jos Wessels zijn leven